
Het eerste vuur steken we zelf aan. Met als brandhout onze talenten en toewijding. We kijken of mensen kijken. Want als we gezien worden bestaan we. Als het nodig is gooien we er nog een blokje van onszelf op. Tot het op is. Burn-out, noemen we dat.
Dan is er alleen nog een smeulend hoopje. We zijn vergane glorie.
Het tweede vuur was er al. Maar dat hadden we niet door. Of we vonden het moeilijk om dat te geloven.
Het brandt op een andere plek. Niet op de plek waar we succesvol zijn voor de wereld. Maar op de plek waar ons leven dutsen en deuken opliep. Dat vuur heet genezing.
Het vuur is misschien wel een stuk kleiner. Want het is niet opgeblazen. Het is geen vuur om gezien te worden. Het is vuur dat je hebt omdat je gezien bent. Het is geen prestatie, maar een geschenk.
En het is enig in zijn soort. Niemand heeft jouw vuur. Deze bezieling komt voort uit jouw unieke roeping. En die roeping is er, je hoeft er niets voor te doen. Alleen te luisteren – in de stilte – naar wat de roeping tegen je zegt.
Dat zijn de twee vuren. En allemaal zijn we ergens op onze weg naar het tweede vuur.
Beeld: Kinderen met handen in het haar voor zelf aangestoken vuur, foto: ondergetekende